Populierenbeplantingen worden vaak bekritiseerd voor hun kunstmatige, onnatuurlijke karakter. Het gebruik van uitheemse soorten wordt hierbij als argument aangegrepen, maar ook de negatieve gevolgen van de onnatuurlijke structuur van de beplantingen (gelijkjarige monoculturen) op flora en fauna worden gebruikt. Deze argumenten hebben voor een belangrijk deel bijgedragen aan het negatieve imago van de populier.
Er is weliswaar beperkt wetenschappelijk onderzoek verricht naar de relatie populier-biodiversiteit, maar uit de beschikbare informatie blijkt dat de populier op dit vlak toch ook wel wat te bieden heeft. De relatie tussen een bepaalde boomsoort en de biodiversiteit is moeilijk te onderzoeken, omdat ook andere invloeden dan de boom zelf een rol spelen. Factoren zoals klimaat, vocht- en bodemomstandigheden, kwaliteit van de habitats in de omgeving, leeftijd en structuur bepalen mede het voorkomen van bepaalde plant- of diersoorten. Deze factoren moeten in het oog worden gehouden bij de interpretatie van uitspraken over de invloed van populieren op natuur.
In onderstaande figuur wordt een schematisch overzicht gegeven van de rijkdom aan boomsoortgebonden specialisten voor bepaalde ecologische groepen naargelang de boomsoort. Hieruit blijkt dat populier een aanzienlijk belang heeft voor meerdere ecologische groepen en een hogere biodiversiteitsindex heeft dan bijvoorbeeld linde, es en iep (naar: Branquet E., S. Liégeois, Normes de gestion pour favoriser dans les bois soumis au régime forestier, Jembes, DGARNA, 2010). Hieronder wordt voor enkele soortgroepen het belang van de populier beschreven.
Onderzoek wijst uit dat soorten eerder gespecialiseerd zijn op het genus-niveau, in plaats van op soortniveau. Rotach (1999) schrijft bijvoorbeeld dat er geen wetenschappelijke evidentie bestaat voor het argument dat hybride populieren negatieve effecten hebben op de autochtone fauna. Blab en Kuderna (1982) onderschrijven deze conclusie. Rotach en nadere auteurs melden dat niet zozeer het gebruik van populier zelf, maar juist de structuur van populierenbossen een belangrijke invloed hebben op de biodiversiteit. De waarde van populierenbossen kan dan ook worden verhoogd door het gebruik van meerdere klonen/rassen, een gevarieerde leeftijdsopbouw te realiseren, over kleine oppervlakten te werken (uiteraard rekening houdend met de grote lichtbehoefte van populieren), onderbeplanting aan te brengen en dergelijke.
Er zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd naar het aantal boomsoortgebonden insecten. De resultaten worden vaak weergegeven als een lijst met boomsoorten met het aantal boomsoortgebonden insecten. Deze lijsten worden vrijwel altijd aangevoerd door de wilg met populier veelal op een zesde of zevende plaats. De populier is dus een belangrijke gastheer voor veel soorten insecten. Met name voor veel vlinders, nachtvlinders en kevers is de populier een belangrijke voedselbron.
In de Duitse deelstaat Schleswig-Holstein is bijvoorbeeld een inventarisatie uitgevoerd naar boomgebonden insecten. Hierbij werden 88 soorten geteld voor populier. Hiermee kwam de populier op de zevende positie van alle boomsoorten (zie tabel 1). Iets hogere, maar vergelijkbare aantallen vond Soithwood (1961) voor het Verenigd Koninkrijk en Zweden. In het Verenigd Koninkrijk vond hij 97 soorten en 114 soorten in Zweden. Carter et al. (1979) geeft vergelijkbare aantallen van bladetende insecten in het Verenigd Koninkrijk: populier: 97, wilg: 266, zwarte els: 90 en gewone es: 41. De populier staat bij hem op de zesde plaats voor het aantal insecten dat verbonden is aan een bepaalde soort.
Tabel 1: Aantallen soortspecifieke insectensoorten per boomsoort in Schleswig Holstein (Heydemann, 1982)
Quercus spec. | 298 |
Salix spec. | 218 |
Betula spec. | 164 |
Pinus sylvestris | 162 |
Picea abies | 150 |
Fagus sylvatica | 100 |
Populus spec. | 88 |
Ulmus spec. | 79 |
Corylus avellana | 76 |
Prunus spinosa | 67 |
Populus tremula | 67 |
Alnus spec. | 61 |
Crataegus spec. | 60 |
Carpinus betulus | 59 |
Abies alba | 58 |
Tilia spec. | 57 |
Alnus glutinosa | 54 |
Larix spec. | 50 |
Fraxinus excelsior | 47 |
Malus sylvestris | 45 |
Hondong (1994) heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de relatie boomsoort-biodiversiteit. Ook in dit onderzoek kwam naar de voren dat de populier van belang is voor allerlei insectensoorten. De populier staat in deze studie derde op de lijst van belangrijkste boomsoorten voor vlinders, na Prunus (kers) en Salix (wilg). Volgens Koch (1984) wordt ongeveer 10% van 1.200 vlindersoorten (Rhopalocera) veelvuldig aangetroffen op de populier. Slechts een zeer klein percentage hiervan komt enkel voor op de zwarte populier. Het merendeel van de soorten komt op alle rassen en klonen van de populier voor.
Populieren spelen dus een belangrijke rol bij de instandhouding van grote aantallen (bedreigde) insecten. Dit is onder andere het gevolg van het feit dat de populier gedurende het hele groeiseizoen nieuwe bladeren vormt. Terwijl andere boomsoorten vooral bladeren vormen in het vroege voorjaar, heeft de populier altijd zowel oude als nieuwe bladeren als voedselbron voor bladetende insecten. Door de aanwezigheid van deze insecten gedurende het gehele groeiseizoen, is de populier ook van belang voor insectenetende vogelsoorten.
Er zijn in Nederland geen vogels die uitsluitend in populierenbossen voorkomen. Er zijn echter wel soorten die er een zekere voorkeur voor hebben, zoals de wielewaal en de houtsnip. In totaal broeden er ongeveer 50 soorten vogels in populieren. De vogelsoortensamenstelling van een populierenbos is sterk afhankelijk van de ontwikkelingsfase van het bos. Na aanplant vestigen zich eerst bijvoorbeeld de fitis, grasmus, fazant, rietgors en kneu. Later komen er onder andere de houtduif, vink, grauwe vliegenvanger, heggenmus, winterkoning, roodborst en houtsnip voor in de plaats. Dode en zieke populieren herbergen veel spreeuwen, holenduiven, grote en kleine bonte spechten, matkopmezen en af en toe een boomkruiper.
De vogelrijkdom blijkt sterk te kunnen worden bevorderd door een gevarieerde ondergroei van struiken en kruiden te stimuleren. Zo zijn er percelen populierenbos met een gevarieerde ondergroei, waarin één paartje nachtegalen per hectare voorkomt. Oude populierenbossen zijn in het algemeen ornithologisch van meer betekenis dan jonge bossen. Veertig jaar oude populierenbossen met een goed ontwikkelde struiklaag kennen een avifauna die vergelijkbaar is met die van een natuurlijk eikenbos.
In de kruidlaag van populierenbossen op landbouwgronden komen grote brandnetel (Urtica dioica) en andere stikstof- en fosforminnende kruiden erg snel tot dominantie. Vaak wordt aangenomen dat de populier hiervoor verantwoordelijk is. De overheersing van brandnetels is echter het gevolg van de hoge voedselrijkdom van de bodem van deze groeiplaatsen en niet van de verrijkende werking van het bladstrooisel van de populier. Wel houdt deze vegetatie lang stand door het grote lichtdoorlatende karakter van de populier. Bij de meeste andere boomsoorten verdwijnt de gehele kruidlaag na verloop van tijd door gebrek aan licht.
We vinden niet vaak typische bosplanten in populierenbossen. Dit is niet zozeer het gevolg van de aanwezigheid van populier, maar van de leeftijd van deze bosgroeiplaatsen en de mate van isolatie ervan. Populierenbossen zijn vaak aangelegd op voormalige landbouwgronden, waarin geen kiemkrachtig zaadmateriaal van deze planten meer aanwezig is. De typische bosplanten moeten zich dus opnieuw vestigen en hier is door het beperkte kolonisatievermogen van deze soorten veel tijd voor nodig.
In populierenbossen die langer dan een eeuw beplant zijn geweest komen dergelijke kenmerkende bosplanten wel voor, zoals bijvoorbeeld boszegge (Carex sylvatica), eenbes (Paris quadrifolia), wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), gewoon speenkruid (Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer) en bosanemoon (Anemone nemorosa). Als ze er maar de tijd voor krijgen kunnen ook populierenbossen zich ontwikkelen tot een ecosysteem met een hoge botanische waarde. Dit proces kan versneld worden door verarming van de landbouwgronden, maar dat is een langdurig en kostbaar proces. Door het aanplanten van struiken, die weinig licht doorlaten, zoals hazelaar (Corylus avellana), kan de ondergroei van grote brandnetel en andere ruigtekruiden beperkt worden.
Ook voor de mycoflora blijkt de populier (en de wilg) een belangrijke rol te spelen. Hieronder een lijst van soorten die als symbiont (ectomycorrhiza), parasiet en/of saprofiet aan de populier gebonden zijn. Er is onderscheid gemaakt in soorten die exclusief aan de populier gebonden zijn en soorten die voornamelijk of vaak aan de populier gebonden zijn. (met dank aan Gerrit Keizer, auteur van de interactieve Paddestoelengids. ETI/Kosmos/Natuur & Techniek, 2001, Amsterdam).
Voornamelijk Populus alba (soms P. tremula):
Leccinum duriusculum – Harde populierboleet
Inonotus rheades – Vosrode weerschijnzwam (Rode lijst GE)
Voornamelijk Populus tremula (soms P. alba of P. x canadensis):
Leccinum rufum – Rosse populierboleet (Rode lijst KW)
Inonotus rheades – Vosrode weerschijnzwam (Rode lijst GE)
Phellinus populicola – Populierenvuurzwam (Rode lijst VN)
Phellinus tremulae (niet inheems)
Dasyscyphella distinguenda
Uitsluitend bij populieren:
Lactarius controversus – Populiermelkzwam
Tricholoma populinum – Populierridderzwam
Hebeloma populinum – Populierenvaalhoed
Inocybe squamata – Populiervezelkop
Hymenogaster populetorum – Populierzijdetruffel (Rode lijst KW)
Uitsluitend op populieren (of soms op wilg):
Agrocybe cylindracea – Populierleemhoed
Pholiota populnea – Wollige bundelzwam
Marasmius minutus – Populierentaailing
Oxyporus populinus – Witte populierzwam (Rode lijst KW)
Peniophora polygonia – Roze populierschorszwam
Auriculariopsis ampla – Vals judasoor
Ciboria caucus – Populierenmummiekelkje
Encoelia fascicularis – Populierenschijfzwam
Taphrina johansonii
Coriolopsis trogii – Bleke borstelkurkzwam (Rode lijst KW)
Voornamelijk of regelmatig bij populieren:
Amanita vaginata – Grijze slanke amaniet
Russula luteotacta – Geelvlekkende russula
Voornamelijk of regelmatig op populieren:
Pholiota limonella – Dubbelgangerbundelzwam (Rode lijst EB)
Phellinus igniarius – Echte vuurzwam
Typhula phacorrhiza – Linzenknotsje
Catinella olivacea – Olijfschijfzwam
Schizophyllum commune – Waaiertje
Regelmatig op populieren (ook op beuk, berk, iep):
Fomes fomentarius – Echte tonderzwam (Limburg : rivierbegeleidend Auwald)
Abortiporus biennis – Toefige labyrintzwam
Auricularia mesenterica – Viltig judasoor
Chondrostereum purpureum – Paarse korstzwam

Nauwe korfslak Vertigo angustior (foto: PICTAN)
Binnen het Atlasproject Nederlandse Mollusken (ANM) probeert men inzicht te krijgen in de vroegere en huidige verspreiding van de 300-350 inheemse Nederlandse molluskensoorten en de mate waarin de soorten en hun biotoop worden bedreigd. Mollusken zijn week- of schelpdieren, waaronder landslakken. Binnen dit project en ook bij het aanverwante HabSlak-project komt men meer en meer tot de ontdekking dat het strooisel van populierenbossen, met name de wat minder gecultiveerde, zeer rijk kan zijn aan kleine organismen, waaronder veel (zeldzame) landslakken. Er komen soorten uit de Rode Lijst en zelfs uit de habitatrichtlijn in voor, zoals de nauwe korfslak (Vertigo angustior) en de rijnglasslak (Vitrinobrachium breve), een Rode Lijst-soort die in Nederland nog maar op drie plaatsen leeft. Dikke populierenblad-lagen zijn dé biotoop voor deze slakken. Ook zijn er landslakken die een sterke afhankelijkheid hebben van wilgen, zoals de knotwilgslak (Clausilia dubia) en het schorshorentje (Balea perversa). Beide landslakken staan op de onlangs verschenen Rode Lijst voor land- en zoetwatermollusken.
Informatie
Deze website wordt beheerd door de Commissie Populier van de KNBV. Deze website is gebouwd door Stichting Populier in samenwerking met Stichting Probos. De actualisatie van de site in 2020 is mede mogelijk gemaakt door giften van Stichting Fonds A.H. Martens van Sevenhoven, Stichting De Roos-Gesink, Russell-ter Brugge Fonds en Gravin van Bylandt Stichting.