Het geslacht Populus omvat circa 85 soorten die van nature wijdverspreid in het noordelijk halfrond voorkomen, maar ook daarbuiten zijn aangeplant. De populier is een pionierssoort die normaal gesproken tweehuizig is (bomen zijn mannelijk of vrouwelijk) en niet goed schaduw en droogte verdraagt. De bomen zijn relatief kortlevend en economisch waardevol. Het geslacht is nauw verwant aan het geslacht Salix, de wilgen. In Nederland zijn twee soorten van het Geslacht Populus inheems, de Europese zwarte populier (Populus nigra) en de ratelpopulier (P. tremula). Daarnaast worden sinds lange tijd hybriden aangeplant zoals de Canadese populier (P. x canandensis) en Grauwe abeel (P. x canescens) en ook andere soorten zoals de Westamerikaanse balsempopulier (P. trichocarpa) & witte abeel (P. alba).
De inheemse zwarte populier (Populus nigra) is een kenmerkende soort van het zachthoutooibos, dat overwegend langs de rivieren en grote beken voorkomt. De zwarte populier groeit op plaatsen die regelmatig door het rivierwater overstroomt worden, maar waar geen water stagneert. De zwarte populier was vermoedelijk één van de eerste populierensoorten, die deel uit maakte van de oorspronkelijke vegetatie in Zuid-Limburgse beekdalen, langs de grote rivieren en aan de binnenduinrand. De soort heeft een groot verspreidingsgebied en omvat vrijwel heel Europa plus een deel van Noord-Afrika en Centraal- en West-Azië.

Blad van de zwarte populier
De zwarte populier is een bedreigde boomsoort. In Nederland komen er hier en daar langs de Maas, Waal, Rijn en IJssel, en langs enkele beken zoals de Dinkel in Overijssel en Dommel in Noord-Brabant nog exemplaren voor van de zwarte populier van lokale oorsprong, maar veel zijn het er niet. Om het voorbestaan te waarborgen zijn deze bomen vermeerderd en opgenomen in de genenbank van het Roggebotzand (Flevopolder). Daarnaast is Staatsbosbeheer in 1986 begonnen met de herintroductie van de zwarte populier in de uiterwaarden van de Rijn, Waal en IJssel.

Stam van de zwarte populier
De belangrijkste reden dat ze zo zeldzaam zijn geworden, is dat de rivieroevers eeuwenlang in cultuur zijn gebracht door de landbouw. De zaden van de zwarte populier kiemen van nature vooral in de binnenbochten van meanderende rivieren op plaatsen waar grof sediment wordt afgezet. Door het verdwijnen van de natuurlijke waterdynamiek door menselijk handelen zijn de natuurlijke verjongingsmogelijkheden van de zwarte populier sterk afgenomen. Daarnaast zijn jonge zaailingen die worden gevonden in de nabijheid van zwarte populier, meestal het resultaat van een kruising met de Canadapopulier. Dit komt omdat er veel meer pollen in de lucht aanwezig zijn van de Canadapopulier dan van de zwarte populier. Er zijn aanwijzingen dat er grote genetische verschillen bestaan tussen populaties van zwarte populier langs de verschillende riviersystemen. Deze differentie is het gevolg van het proces van natuurlijke selectie. De zwarte populier werd voor veel toepassingen gebruikt en boeren hebben hem waarschijnlijk al eeuwen lang aangeplant.

Mannelijke bloeiwijze
De ratelpopulier (Populus tremula) ook wel esp of trilpopulier genaamd, heeft het meest grote verspreidingsgebied van alle populierensoorten en omvat grote delen van Europa en Azië. De soort groeit vooral goed op goed ontwaterde, vochtige en leemhoudende gronden maar groeit ook op nutriëntarme gronden en komt voor van zeeniveau tot 2000m hoogte in de alpen en van gebieden waar de temperatuur kan zakken tot -30 c als wel tot in de 30 c. De soort is niet bedreigd. De soort kan veel wortelopslag vertonen waardoor individuele bomen kunnen uitgroeien tot grote clusters van stammen (20m in diameter) die allemaal behoren tot hetzelfde genotype (kloon).
Er bestaan vele hybriden binnen het geslacht Populus. In Nederland gaat het voornamelijk over de Canadese populier (P. x canadensis), de grauwe abeel (Populus P. x canescens, en de zwarte balsempopulier (P. x generosa). De Canadapopulier is een kruising tussen de Europese zwarte populier (Populus nigra) en de Amerikaanse zwarte populier (Populus deltoides). De eerste Canadapopulieren zijn in Frankrijk tot stand gekomen door ‘spontane’ hybridisatie in de tweede helft van de 18de eeuw. Aan het einde van de 18de eeuw zijn exemplaren van deze hybride in Nederland ingevoerd.
De grauwe abeel (P. x canescens) is een kruising tussen de witte abeel (P. alba) en de inheemse ratelpopulier (P. tremula). Er zijn aanwijzingen dat de grauwe abeel al in de 17 eeuw geëxporteerd werd vanuit Nederland naar omliggende landen. De zwarte balsempopulier (P. x generosa) is een kruising tussen de Amerikaanse zwarte populier (P. deltoides) en de Westamerikaanse balsempopulier (P. trichocarpa).
De meeste hybriden, die in Nederland voorkomen zijn ontstaan uit veredelingsprogramma’s zoals die van het Wageningse Bosbouw Proefstation “De Dorschkamp” (nu Wageningen Environmental Research) en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) te Geraardsbergen, België. Sinds 1948 zijn er vele duizenden gecontroleerde kruisingen gemaakt tussen P. nigra, P. deltoides en P. trichocarpa. Zo is het ras ‘koster’ (P. x canadensis) ontstaan uit een in 1966 gemaakte kruising met P. deltoides uit Michigan (V.S.) als moeder en P. nigra uit Zeeuws Vlaanderen Nederland als vader.
Een belangrijk kenmerk van de populier is het vermogen om klonen te vormen, bijvoorbeeld door worteluitlopers zoals bij de ratelpopulier of door vorming van adventiefwortels op afgevallen twijgen (stekken). Het woord kloon is afgeleid van het Griekse woord ‘twijg’. Een kloon is de verzamelnaam voor alle bomen, die door ongeslachtelijke, vegetatieve vermeerdering van één enkele ouderboom zijn verkregen. Door zowel zaden als klonen te kunnen vormen kan de populier zich uitbreiden op de huidige standplaats maar zich ook op nieuwe standplaatsen vestigen.
Klonaal vermeerderde populieren zijn exacte genetische kopieën van de ouderplant. In sommige gevallen groeide de oorspronkelijk ouderboom millennia geleden, zo is het “grootste organisme” op aarde een populierenkloon bekend onder de naam Pando. Deze kloon van de Amerikaanse ratelpopulier (P. tremuloides) heeft zich via natuurlijke vegetatieve vermeerdering kunnen uitbreiden over 43 ha! Rassen van populier worden klonaal vermeerderd waarbij de oorspronkelijke boom soms honderden jaren geleden groeide. Klonaal vermeerderde bomen hoeven niet altijd 100% te lijken op de oorspronkelijke ouderplant; kleine morfologische verschillen kunnen optreden onder andere door externe omstandigheden.

Links: ‘Robusta’, rechts: ‘Koster’.
In Nederland komen in het bos en in landschappelijke beplantingen hoofdzakelijk de volgende soorten populieren voor: abelen, ratelpopulieren, zwarte populieren, Canadese populieren, zwarte balsempopulieren en balsempopulieren (hybriden). Elke soort of hybride bestaat weer uit een groot aantal klonen of rassen (zie tabel 1). Sommige klonen van de Canadese populier, zoals Serotina, Marilandica, Gelrica en Robusta komen al vanaf eind 18de eeuw voor in Nederland. Andere klonen zoals Albelo, Degrosso & Polargo, zijn pas recent uitgegeven.
Tabel 1
Indeling populierensoorten en -klonen (Bron: NPC, 1982, 1984; Probos, 2006; Rassenlijst Bomen, 2019) |
|||
Soort | Kruising van | Met | Klonen |
Witte abeel
(Populus alba) |
P. alba (Eur.) | – | Nivea, Pyramidalis, Raket |
Grauwe abeel
(P. x canescens) |
P. alba (Eur.) | P. tremula (Eur.) | Bunderbos, De Moffart, Enniger, Schubu, Witte van Haamstede |
Ratelpopulier (esp)
(P. tremula) |
P. tremula (Eur.) | – | Erecta |
Zwarte populier
(P. nigra) |
P. nigra (Eur.) | – | Ankum, Brandaris, Italica, Loenen, Schoorldam, Loenen, Vereecken, Wolterson |
Canadese populier1
(P. x canadensis) |
P. deltoides (Am) | P. nigra (Eur.) | Agathe F, Albelo, Degrosso, Dorskamp, Ellert, Florence Biondi, Gaver, Gelrica, Ghoy, Hees, Heidemij, Koster, Marilandica, Muur, Polargo, Primo, Robusta, Sanosol, Serotina, Spijk, Vesten |
Westamerikaanse Balsempopulier | P. trichocarpa (Am.) | – | Blom, Fritzi Pauley, Heimburger |
Balsemhybriden | P. deltoides (Am.) | P. trichocarpa (Am) | Barn, Beaupré, Donk |
P. deltoides (Am.) | P. suaveolens (Azië) | Bakan, Skado, Suwon | |
P. suaveolens (Azië) | P. x berolinensis (Siberië) | Oxford, Geneva | |
P. suaveolens (Azië) | P. nigra (Eur.) | Rochester | |
P. suaveolens (Azië) | P. trichocarpa (Am.) | Androscoggin |
1 Populus x euramericana = P. x canadensis
Een verkeerde soortenkeuze of klonenkeuze kan tot teleurstelling leiden. Het is daarom belangrijk om goed te overwegen welke populierenkloon men op een bepaalde plaats wil aanplanten. Kennis van de specifieke eigenschappen van de verschillende populierenklonen (zoals bijvoorbeeld groeisnelheid, boomvorm, of tijdstip van uitlopen) is niet voldoende om een verantwoorde klonenkeuze te maken. Daarvoor is ook inzicht nodig in de kwaliteit van de bodem en groeibeperkende factoren zoals wind, zout en andere klimaatomstandigheden (bijvoorbeeld late nachtvorst). Bovendien moet het gebruiksdoel duidelijk zijn:
- solitaire parkboom of straat- en laanbomen in stedelijke gebieden;
- in landschappelijke beplantingen en windsingels;
- als productieboom of als bosboom in het kader van bos- en natuurontwikkeling.
In Nederland en België worden populieren voor de helft in bosverband en voor de andere helft in rij- en wegbeplantingen aangelegd.

Populus xcanadensis ‘Marilandica’
Kwaliteit van de bodem
Voor de meeste populierenklonen moet de bodem een goede vochtvoorziening hebben. Snelgroeiende populieren hebben immers gedurende de vegetatieperiode (eind maart tot eind september) behoefte aan grote hoeveelheden water. Bij voorkeur daalt in de vegetatieperiode de grondwaterstand niet beneden 2 m , maar moet ook niet ver boven 60 cm komen. Ondiep grondwater leidt tot vlakke beworteling en dat vergroot het risico van omwaaien. Er mogen geen lagen in het bodemprofiel voorkomen, die voor boomwortels moeilijk doordringbaar zijn.
De grond moet voldoende vruchtbaar zijn. Op klei, zavel, leem en leemrijk zand kunnen bijna alle populieren worden aangeplant. Op vruchtbare, niet te zure veengrond kunnen de meeste populieren eveneens goed groeien, mits de ontwatering voldoende is. Op humeuze, niet te zure leemarme zandgrond is de groei over het algemeen redelijk. Bij andere bodemtypen kunnen de resultaten flink tegenvallen.
De zuurgraad van de bodem is eveneens een belangrijke factor voor de beoordeling van de geschiktheid voor aanplant van populieren. Zeer gunstig is een pH>6. pH waarden tussen 5 en 6 zijn redelijk; pH< 5 zijn ongunstig. Populier houdt niet van te droge, te zure, te natte of te arme groeiplaatsen. Plant men onder dergelijke omstandigheden toch populieren aan, dan kunnen de resultaten flink tegenvallen.
Beperkende factoren
Wind is de belangrijkste groeibeperkende factor voor de meeste populierenklonen. Omdat de wind van plaats tot plaats sterk kan verschillen, moeten ook plaatselijk omstandigheden meegenomen worden in de overweging al dan niet populieren aan te planten.
De aanwezigheid van lariks binnen een afstand van 3 km van een populieren beplanting vergroot de kans op aantasting door bladroest, omdat lariks als zgn tussenwaardplant optreedt van deze roestschimmel. Tussen klonen bestaat overigens een grote variatie in de mate van gevoeligheid (of tolerantie) voor roest, die wel kloon afhankelijk is.
In stedelijke gebieden kan de vorming van zaadpluis van vrouwelijke klonen overlast geven. Dit is te voorkomen door mannelijke klonen te kiezen.
Voor Nederland zijn er met betrekking tot wind 3 zones, die de aanplantmogelijkheden van populier bepalen:
- Het kustgebied
- Een overgangszone
- Het binnenland
Het kustgebied omvat grote delen van Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. Klonen met een goede weerstand tegen wind zijn hier het meest geschikt (zie tabel 2). Roest is hier over het algemeen niet zo’n groot probleem, omdat er weinig lariks is aangeplant in het kustgebied.
In de overgangszone liggen de verder van de kust verwijderde delen van Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland en delen van Flevoland, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant. De meeste in de handel verkrijgbare klonen zijn geschikt voor aanplant in deze overgangszone, voor zoverre er geen lariks voorkomt in de omgeving. In Flevoland kan plaatselijk aantasting door de glasvlinder optreden, waardoor bepaalde klonen beter niet kunnen worden aangeplant (bij voorbeeld geen populieren met balsem-bloed).
In het binnenland waar geen windschade of overmatige roestaantasting te vrezen is, kunnen de meeste populieren worden aangeplant. Ook hier geld weer het voorbehoud, dat als er gevaar bestaat voor roest vanwege het voorkomen van lariks in de onmiddellijke omgeving, de klonenkeuze zich beperkt tot roesttolerante variëteiten.
Tabel 2
Aanbevolen klonen voor het kustgebied |
|
Soort | Klonen |
Witte abeel | Pyramidalis |
Nivea | |
Grauwe abeel | Enniger |
Schubu | |
De Moffart | |
Witte van Haamstede | |
Ratelpopulier (esp, trilpopulier) | Erecta |
Tapiau | |
Zwarte populier | Ankum |
Brandaris | |
Schoorldam | |
Wolterson | |
Vereecken | |
Loenen | |
Euramerikaanse populier | Robusta |
Hees | |
Ellert | |
Koster | |
Muur |
In de overgangszone en in het binnenland is de keuze nog ruimer omdat tevens meer windgevoelige klonen aangeplant kunnen worden. Weerstand tegen bladroest, bacteriekanker, Marssonina-bastvlekkenziekte , schorsbrand en gevoeligheid voor late nachtvorst en zout zijn mede bepalend voor de klonenkeuze.
Door de aanplant van meerdere klonen kunnen de teeltrisico’s worden beperkt. Voor een beschrijving van de verschillende populierensoorten klik hier. Voor informatie over Bakan en Skado, klik hier.
Het herkennen van de verschillende rassen is niet eenvoudig. De bladeren en schors lijken vaak sterk op elkaar. Het verschil is vaak het best te zien tijdens de bladontluiking. Er zit een periode van ongeveer anderhalve maand tussen het eerst en laatst uitlopende ras. De Robusta ontluikt bijvoorbeeld half april en de hekkensluiter is de ratelpopulier, die in de tweede helft van mei in blad komt. Bovendien variëren de kleuren van het jonge uitlopende blad sterk van zacht geelgroen via bruin tot vrijwel rood. Deze tabel kunt u gebruiken voor het onderscheiden van de verschillende rassen op basis van de ontluikingskenmerken.
Op de rassenlijstbomen staan aanbevolen populierenrassen voor gebruik in bos en landschap. De meeste rassen worden aanbevolen nadat deze getest zijn in speciaal aangelegde toetsproeven in Nederland. In deze toetsproeven worden de rassen onderling vergeleken op bosbouwkundige criteria. Zo is de groei van ‘Koster’ en ‘ Ellert” significant beter vergeleken met de kloon ‘ Robusta’. Daarnaast wordt er ook rekening gehouden met ziekte gevoeligheid zoals onder andere bacteriekanker.
Informatie
Deze website wordt beheerd door de Commissie Populier van de KNBV. Deze website is gebouwd door Stichting Populier in samenwerking met Stichting Probos. De actualisatie van de site in 2020 is mede mogelijk gemaakt door giften van Stichting Fonds A.H. Martens van Sevenhoven, Stichting De Roos-Gesink, Russell-ter Brugge Fonds en Gravin van Bylandt Stichting.